Ga verder naar de inhoud

Ik wil au­then­ti­ci­teit bin­nen­bren­gen in de klas

Wanneer je interacties in de klas zo authentiek mogelijk maakt en authentiek materiaal integreert in je les, maak je de kloof met het Nederlands buiten de klas minder groot. 

Werk aan authentieke interacties

Bereid je cursisten voor op de buitenwereld door te werken aan authentieke interacties. Ga stap voor stap naar meer authenticiteit. 

Voorbeeld 1: Waar spreken we af? (een afspraak maken)
  • Stap 1: Een gepolijst* gesprek in de klas (*zonder stoorzenders)
  • Stap 2: Een gesprek met stoorzenders (achtergrondlawaai, timer opzetten ...) in de klas
  • Stap 3: Hetzelfde gesprek opnieuw inoefenen maar met een extra gesprekspartner of in een andere setting of via sms/telefoon 
Voorbeeld 2: Heb jij een suggestie voor mij? (een e-mail schrijven)
  • Stap 1: Op papier, naar de docent
  • Stap 2: Via webmail, naar een medecursist
  • Stap 3: Naar een extern persoon (bv.: vraag naar suggesties voor een activiteit op zaterdag) 

Speel met 4 parameters

Varieer de parameters van het gesprek. Zo bied je de cursisten meer variatie in contexten.  

Verander telkens 1 parameter om de opdracht uitdagender te maken.

  1. Deelnemers: oefen hetzelfde gesprekje in, maar betrek andere deelnemers.
    • Bijv.: haal er een buitenstaander (cursist van een andere klas, secretariaatsmedewerker ...) bij.
  2. Doel: oefen hetzelfde gesprek met een ander doel.  
    • Bijv.: een afspraak maken bij de dokter, een afspraak maken om naar de film te gaan en een afspraak maken voor een gesprek bij de trajectbegeleider.  
  3. Setting: verander de context waarin het gesprek plaatsvindt.  
    • Bijv.: op het werk, in het zwembad, op straat of in de bibliotheek.
  4. Communicatiekanaal: varieer in communicatiemiddelen.  
    • Bijv.: via de telefoon, via een spraakbericht, via e-mail.  

Bron: lezing Jan Strybol (lerarenopleider UGent), 25 maart 2022, Brussel. 

Integreer authentieke input

Authentieke input brengt de buitenwereld naar binnen en zorgt voor nieuwe uitdagingen. Want authentiek materiaal is minder gepolijst dan inhoud in een handboek. 

Voorbeeld 1: Informele gesprekken beluisteren

Onderwerp: Transcriptie ‘Reizen Waes’

Doel: Trainen op verstavaardigheid

Stap 1: Begrijpend luisteren

De klas beluistert de tekst een keer of meer zodat de leerders een globaal beeld van de inhoud krijgen. Via globale begripsvragen kan de lesgever begrijpend luisteren sturen.

Stap 2: Nieuwe woorden:  

De betekenis van nieuwe woorden wordt geraden of opgezocht. De cursisten zijn nu bekend met de klankvorm van de woorden.

Stap 3: Oefenen in woord-voor-woord verstaan:
  1. Luister naar het fragment (zo veel keer als nodig), zonder meelezen
  2. Bekijk de transcriptie, zodat cursisten zien wat ze hadden moeten horen
  3. Uiteindelijk verstaan cursisten het fragment woord-voor-woord zonder de transcriptie
  4. Cursisten beluisteren de tekst regelmatig opnieuw, omdat herhaling belangrijk is voor het proces van impliciet leren

 

Bron: Hulstijn, J. H. (2004). Oefenen in woord-voor-woord verstaan als vorm van impliciet leren. In B. Bossers (Red.), Vakwerk! Achtergronden van de NT2-lespraktijk (blz. 43-50). Amsterdam: Beroepsvereniging NT2. 

Voorbeeld 2: Een artikel lezen

Onderwerp: artikel uit BRUZZ in eenvoudig Nederlands

Doel: Trainen op receptieve vaardigheden:

Stap 1: Voorspellen

Bekijk de foto. Waarover zou het kunnen gaan? Lees de titel. Waarover zou het kunnen gaan?

Stap 2: Visualiseren

Maak een woordspin of mindmap bij het artikel.

Stap 3: Vragen stellen
  • Docent: Hoe denk jij hierover? Geef je mening (+ argumenteer).
  • Cursisten: Elk duo maakt drie inhoudsvragen bij het artikel. Je kan elk duo ook een vraagwoord geven waarmee ze de inhoudsvragen moeten opstellen.
  • Andere ideeën:  
    • Maak van de vragen een quiz  
    • Overloop de vragen klassikaal en laat cursisten de antwoorden op gelamineerde schrijfbordjes schrijven.
    • Laat duo’s cursisten de vragen in interviewstijl voor de klas brengen.
Stap 4: Verbinden
  1. Verbind de tekst met voorkennis: Wat weet je al?  
  2. Leg verbanden tussen de informatie in 1 tekst: Wat is het doel van dit artikel? Wat is het probleem? Wat is de oplossing? Kan je de betekenis van woorden afleiden uit de context?  
  3. Verbind de tekst met eerder gelezen teksten: Wat voor soort tekst is dit? Hoe weet je dat?  
  4. Leg relaties afbeelding-tekst: Vind je de foto goed gekozen? Waarom wel/niet? Zoek een betere foto op het internet.
Stap 5: Samenvatten
  1. Zoek de sleutelwoorden in het artikel. Sleutelwoorden zijn woorden die vaak terugkeren in de tekst.
  2. Formuleer een antwoord op volgende vragen: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe?
Stap 6: Afleiden  
  1. Leg de woorden aan elkaar uit.  
  2. Achterhaal woordbetekenissen: woord analyseren, gebruikmaken van de context, gebruikmaken van een bron in de eerste of de tweede taal, letten op overeenkomsten tussen eerste en tweede taal. 

Op zoek naar materiaal? Bekijk onze suggesties per niveau

Vanaf niveau 1.1  

 

Authentieke input creëren

spraakberichten

‘De informele docent’ (uit je docentenrol, authentiek taalgebruik)

bezoeker in de klas

sms'en

korte dialogen

 

Bestaande input gebruiken

Nedbox en Nedbox-app

Karrewiet

reclamefolders

websites 

Vanaf niveau 1.2

 

Bestaande input gebruiken

www.watwat.be (WATWAT geeft op een eenvoudige manier antwoorden op vragen van jongeren)

immo-websites

eenvoudige leesboeken (Muntpunt)

Wablieft-krant

BRUZZ-magazine, Bruzz online artikels in eenvoudig Nederlands